Helaas geen 55e editie van de Toer dur Lierup dit jaar. Dat gebeurt maar zelden maar is wel begrijpelijk bij deze hitte. In plaats van vanavond langs het parcours te staan om de jeugd aan te moedigen hebben we het verhaal dat Harrie van Horik optekende in het jubileumboek ’50 jaar Toer dur Lierup’ nog ’s opgehaald.
Een mooi – en lang – verhaal dat vandaag, ondanks het afgelasten, misschien toch nog een beetje voor het Toer dur Lierup gevoel kan zorgen…

‘We staan vlak voor 50e Toer dur Lierup. Vijftig jaar ben ik betrokken bij dit festijn. Als deelnemer, als jurylid, als wedstrijdleider, als hangkont, als organisator. De Toer dur Lierup duurt maar vier dagen, maar vult wel een groot deel van mijn leven.
Het begon allemaal in 1965. En alleen maar omdat er ergens een briefje lag met de uitslag van dat jaar hebben we dat jaar als beginjaar genomen. Winnaar was Ad Maas, niet echt een veelwinnaar.
Wij, de Van Horiken van de Lijestraat, waren gek van wielrennen. Hoe dat kwam? Een paar ooms van moederskant waren supporter van de beste wielrenner ooit; Jan Spetgens uit Someren. We mochten geregeld mee naar wedstrijden in de regio en ver daarbuiten (Overloon) en voor ons gevoel won Jan altijd. Dat word je alleen maar fanatieker. Bij ons thuis in de kamer hingen vier kleurenfoto’s: eentje van Paus Pius met dat lelijke brilletje, Paus Johannes (die leek veel op opa Van Horik en die haalden we dan ook wel door elkaar) Eddy Merckx (de beste ooit) en Jan de Spet. Dat geeft zo beetje weer wie ons moeder en wie wij belangrijk vonden in het leven.
We hadden toentertijd een kleine zwartwit-tv, een afdankertje van buurvrouw Mien Geutjens. Hoogtepunt van de hete zomervakanties was de live-tv-uitzending van de Tour de France. We luisterden liever naar verslaggever Fred Debruyne dan naar Fred Racké, ook wel Fred Raket genoemd. Het waren de tijden van Gerben Karstens, Jan Janssen, Jos van der Vleuten, Peter Post, Huub Zilverberg, Cees Haast, Wim Schepers en andere kleppers. Na de uitzending sprongen we op de fiets om deze renners na te bootsen. En zo ontstonden er vanzelf wedstrijdjes. Gerard Geutjens zorgde voor de prijzen want die had altijd wel ergens afgedankt speelgoed liggen – een kapot treintje, een kaduke spoorrails – of gewoon een nieuw weggeefspeeltje. Wij waren meer belust op zijn singletjes maar die gaf hij niet weg.
Na het fietsen bleef het bij wielrennen; met de overbuurjongens van Van Bussel speelden wij het legendarische Tour de France-spel. En als we dan naar bed gejenst waren, bekeken we de kauwgomplaatjes met daarop foto’s van bekende en minder bekende wielrenners. De namen zijn nog steeds in ons hoofd gegrift: Michel van Aerde, Lode Troonbeeckx, Tuur Decabooter, Georges van Coningsloo, Willy Vannitsen, Gilbert Desmet I, Gilbert Desmet II, Armand Desmet, Walter Boucquet, Willy Planckaert, Jos Huijsmans. Victor van Schil. Ik weet de namen nog altijd precies juist te spellen. En zelfs nog van de nog oudere kauwgomplaatjes: Roger Hassenforder, André Darrigade, Jean Graczyk, Jean Forestier, Roger Mahé.
Na een nachtje dromen over wielrennen gingen we de dag daarna weer vrolijk verder met de wielersport.
Zo gauw we buiten waren, stonden die van Van Bussel en Gerard Geutjens om ons heen en maakten we plannen voor de mooie zomerdag. Ooit moet iemand geroepen hebben; ‘We gaan rondjes langs Januske van Eijk rijden’. Januske was de enige jongen die, aan de overkant van de Lijestraat, in De Wertstraat woonde. Straatnamen zeiden ons kennelijk niks, want we reden altijd ‘langs Januske van Eijk’.
Ook de andere buurtjongens werden aangespoord om mee te doen; in de Lijestraat die van Harrie Maas, die van Van de Waarsenburg, de Van Bussels (Jantje van Eijk was te klein en nog niet zindelijk) en klein Peterke Maas. Aan de andere kant van de Lijestraat was wielrennen niet zo populair. Ik kan me niet herinneren dat de Verbernes, Hochstenbachen en de Maasen ooit hebben meegedaan. Met Geert Verberne, Harrie Gubbels en de Van Seggelens hield het wel op aan die andere zijde.
De buurt werd groter gemaakt toen we ook Jan en Ton Bekx en Toon Maas van de Offermansstraat toelieten en ze zover kregen om deel te nemen aan de wielerwedstrijdjes. Richting Hogeweg konden we rekenen op Erik, Tonneke en Jos Aarts, Karel, Frans en Angel van Moorsel en Martien en Theo Joosten. Of Wiljo Schmitz ooit heeft meegedaan, dat kan ik mij niet herinneren. Zijn vader was wel een fervente supporter, want die hing de hele dag gebogen over de stroomkast naar de straat te kijken. Naar de voorbijrijdende coureurs in spe (of naar de vrachtwagens op de E3).

Meiden mochten niet meedoen. Francien van Eijk was te mooi, die van Joosten en Aarts hadden al borsten. Karin Maas hield niet van fietsen en datzelfde gold voor Annet en Gerrie Koenders en Miriam van Eijk. De durskes van Nard en Frieda zag je maar zelden als wij aan het fietsen waren. Kennelijk geen interesse in ons beulswerk. Die vijf meiden van Gubbels hadden misschien wel mee willen doen, maar niemand die er ooit aan heeft gedacht om die te vragen. Gedane zaken nemen geen keer. De meiden van Van Horik en Van Bussel mochten niet starten, want stel dat ze harder reden dan de jongens … En soms hadden we de fiets van die zussen gewoon nodig omdat die van ons kapot was.
Januske van Eijk mocht wel starten ook al was hij wat ouder dan de rest. Omdat hij een valhelm droeg mocht hij alleen ‘buiten mededinging’ deelnemen. Een valhelm dragen, dat was niet eerlijk tegenover de andere coureurs. Die waren allang blij dat ze een fatsoenlijke fiets hadden. Eentje met een kromgebogen stuur, een doortrapper (een fiets zonder rem: remmen deed je met de hakken van je schoen of je sprong van je fiets af, die je dan in de sloot liet belanden). En had je geen fiets (omdat Wim van Bussel en Martien van Horik het repareren van de fietsen niet konden bijbenen) dan pakte je die van je vader. Was het zadel te hoog of kon je niet met je benen over de stang, dan fietste je gewoon met je benen tussen de drie stangen. Harrie en Aad van Bussel plachten dat nogal eens te doen. Dat die niet meer hebben gebroken dan Sies Hurkmans is een raadsel.

Dan de wedstrijden….
Het kwam wel eens voor dat wij jongelui twintig rondjes langs Januske van Eijk reden. Toch goed voor zo’n 25 kilometer. Het is zelfs gebeurd dat we veertig rondjes reden. Vijftig kilometer lang reden we stenen uit de grond. Geen afzettingen, geen voorrijwagen, geen water. En het, gelukkig maar weinige, verkeer reed gewoon het peloton voorbij of tegemoet. Natuurlijk waren er ook valpartijen. Zeker als de groenteboer met zijn wagen ineens stilstond in de straat. De drie Mienen (Van Horik, Van Bussel, Geutjens) liepen met hun bloemkolen zomaar de straat op zonder op of om te kijken. Je lag er voordat je het wist. Maar dan was daar de zon. Een dag met je kapotte knie onder de rode bol zitten en dan kwam er al snel een mooie korst op de wonde.
De volgende dag starten we, bepleisterd en al, gewoon in de volgende etappe. En dat kon net zo goed een klimkoers zijn op het viaduct bij ‘t Voortje als een marathonwedstrijd. Zo gebeurde het dat Martien Joosten vanaf de start demarreerde. Die pakken we straks wel terug als zijn motortje leeg is, zo dacht het hele pak. Van de Hogeweg (start en finish waar nu Verstappen woont), Groenebeemdweg, Broekkant, Winkelstraat, Veldweg (daar waren we nog nooit geweest), Lungendonk (zo kom nog eens ergens), Herselseweg, Steemertseweg, Laan ten Boomen, Heesvenstraat, Otterdijkseweg, Otterdijk, Kromvenweg (daar woonden de Van de Ven’s, ook vaste deelnemers in de beginjaren), Slievenstraat, Houtbroekdijk, Hoijserstraat, recreatieroute, De Wertstraat (Januske) en Hogeweg. We hebben Martien de hele dag niet meer gezien. Hij stond gewassen en gekleed aan de finish en beweerde dat hij allang binnen was. Hij had gewonnen, zo vertelde hij. Tot op de dag van vandaag weet niemand of hij wel het juiste parkoers heeft afgelegd.

Die wedstrijd was wel 40 kilometer lang…
Bijna niemand had in die tijd een auto en van afstanden hadden we dan ook geen benul. Hoe kan het anders dat we met een zestal buurtjongens zomaar op en neer fietsten naar het Belgische Zichem om daar de Witte te zien? We vertrokken vroeg in de ochtend en kwamen daags daarna in de ochtend weer terug. We hadden er bijna 200 km opzitten. De jongste was 8 (Aad) op een kinderfiets en de oudste 14, op een fiets met drie versnellingen. Gekkenwerk.

Dat geval met Martien Joosten mocht niet meer gebeuren en daarom moest er een jury komen. Zoals bij het echte wielrennen. Omdat onze Rien eerder kon speaken dan fietsen werd hij jurylid annex speaker en samen met prijzenschenker Gerard Geutjens werd er voortaan een nette uitslag opgemaakt.
Na verloop van tijd werd het Rondje langs Januske van Eijk de Toer dur Lierup genoemd. Peter, Ad, Jan en Henk Maas waren inmiddels naar verre oorden aan de Rulakker verhuisd. Jan, Huub en Harrie van Horik van ome Jan waren hun vervangers. Maar niet gevreesd, die reden geen deuk in een pakje boter. Engelbert van Horik zette er zijn eerste schreden als wielrenner en won menigmaal. Op een gegeven moment kwamen er rare snoeshanen opdagen. Marcel Versteegden uit Lieshout (notabene op een echte renfiets, wat denkt ie wel) en Jos van Bommel uit Bakel kwamen, keken en wonnen. We beperkten de Toer dur Lierup maar gauw tot het eigen volk. Voortaan mochten alleen autochtonen deelnemen of je moest familie zijn van een van de deelnemers. En zo gebeurde het dat Pascal van Bussel op vakantie ging bij ome Jan van Bussel en dat de zonen van Henk van Seggelen ineens Lieroppenaren werden. Ook de Van Horiken, die buiten Lierop woonden, werden liefdevol opgevangen in buurtschap de Lijestraat. Er heeft ooit eens een neger deelgenomen aan de Toer dur Lierup. Waar die familie van was, wist niemand.
De Toer dur Lierup werd steeds meer een happening. Het eerste geluid kwam van de Einstein-brothers Frank, Peter en Henk Hanssen, die samen een geluidsbox hadden gebouwd. Een microfoon in een gat, en ja hoor we hoorden een brulaap. Microfonist Rien van Horik was vertrokken, zou d’n Bels zeggen.
Stropakken werden tegen de lantaarns gezet als ware het een Formule 1-race. Een start- en finishdoek maakte het helemaal af. Dranghekken hielden het volk van de straat.
Het was de periode van de grote pelotons. Met 14-, 15- en zelfs 16-jarigen op de deelnemerslijsten. Het waren er veel van de leeftijd van onze Mies. Iedereen deed mee en er werd flink strijd geleverd. Aangevuurd door de fanatieke supporters werd er gefietst als volleerde profwielrenners. Demarrage op demarrage, een surplace tussendoor, linkeballen en dan er weer vandoor. En dat allemaal om de premies te vangen die werden uitgeloofd voor de eerste drie in de volgende ronde. De vaders langs de kant schreeuwden om het hardst en lieten het geld rinkelen. Een knaak voor de eerst aankomende, een gulden voor de tweede en twee kwartjes voor de derde.

Na de wedstrijden bleven de vaders meestal hangen in de Lijestraat. Overbuurman Thomas Meulendijks haalde nog wat stropakken voor de dag en wie zat die zat. Wim van Bussel, Martien van Horik, Jan van Eijk, Thomas (Tommes) zelf, Albert Hurkmans, Wim Smits, Wim Lemmen, Piet Jacobs, Martien Verberne, Theo van Brussel, Martien de Groot, en vele anderen zetten een fles bier aan de mond, lieten hun kinderen begaan en maakten er een mooie avond van. En die zat was, was zat.

En zo gingen de jaren voorbij. Nieuwe generaties wielrenners en hangkonten meldden zich aan. Namen, die we niet zo snel meer vergeten, zijn (en niet alleen omdat ze hard konden fietsen): Twan van Brussel, Geert Verberne, Heinz, Marcel en Leon van der Schouw, Dirk-Jan Oomen, Maarten de Groot (die heeft nog steeds het tijdritrecord voor het Rondje langs Januske van Eijk), Pietje Jacobs, de Somerense clan de Sonnemansen, Peter Verstappen, de Boerekampjes, Patrick en Davy van Seggelen, natuurlijk onze Mark en Savié, de Filippini’s Jos, Toon, Geert en Chris (hadden in navolging van vader Chris beter kunnen gaan fietsen dan voetballen), Bas Verstappen en natuurlijk Ton en Hans van Brussel. Die laatste reed in een volle sprint tegen een lantaarnpaal op. Die beelden staan nog op mijn netvlies.
Omdat het gezeik in en vooral naast onze wc-pot ons moeder allemaal te veel werd en omdat ons moeder ook wel eens naar haar kinderen en kleinkinderen wilde gaan kijken, werd besloten om het circus Toer dur Lierup te verhuizen van de Lijestraat naar de Schutterstraat, waar het huis van tante Jaan gebruikt werd als permanence en als toilet.
De Lijestraat was niet langer meer kroostrijk. In De Renkant woonden veel meer kinderen. De verhuizing heeft de Toer dur Lierup goed gedaan. Na tante Jaan werd Huize Versteegden aan de Bruiseldonk en omgeving de stek waar de TDL vier dagen lang mocht verblijven. Een welkome bijkomstigheid was ook dat Sylvia Sijbers in de buurt woonde. Een vrouw, die het merendeel van het organisatiewerk voor de Toer dur Lierup, voor haar rekening neemt. Je leest overal Van Horik, Van Horik, Van Horik, maar het is toch vooral Sylvia die ervoor gezorgd heeft dat de Toer dur Lierup de vijftig jaren heeft gehaald. En dat mag ook wel eens vermeld worden.

Organisatie Toer dur Lierup
Is het moeilijk een Toer dur Lierup te organiseren? Het antwoord van Harrie van Horik is nee en dat komt uiteraard omdat je van alles en iedereen alle medewerking krijgt.
Het begint met de vergunning. Al meer dan twintig jaar gebruik ik dezelfde brief. Je hoeft alleen het jaartal te veranderen en het juiste jaar van de TDL. Een keer ging ik in de fout en sloeg ik een jaar over. Zo kom je sneller aan de vijftig, moet ik gedacht hebben. Ik ben ook wel eens te laat geweest met de aanvrage. Dan moet je gewoon de dagtekening op twee weken eerder zetten en daarna de PTT de schuld geven dat ze de brief enkele weken hebben laten liggen. Een vergunning krijg ik altijd want de gemeente Someren werkt prima mee.

Het parkoers
Die verandert alleen als je met het hele circus verhuist. Het begon in de Lijestraat. Daarna gingen we naar de Schutterstraat. We zijn nu pas aan de derde locatie bezig; de Bruiseldonk. En ook vanuit deze buurt krijgen we alle medewerking.

Het geluid.
Na de Hanssen-boys kwam Frans Neervens in beeld die namens de buurt een geluidsset beheerde. Later werd het allemaal professioneler toen Peter Meulendijks met zijn AVS het geluid regelde. Eén telefoontje is voldoende. Hetzelfde als in andere jaren? Ja en dat geldt ook voor de prijs. Het enige wat er veranderde dat zijn de geluidsdragers. Eerst een cassettebandje, daarna de cd, en nu een USB-stick of laptop. Peter blijft op de laatste avond hangen. Een traditie.

De financiën
De Belangengroep Lierop is vanaf het begin van haar bestaan onze grootste sponsor. De Toer dur Lierup valt namelijk onder het Jeugdvakantiewerk en daar is geld voor vrijgemaakt. Zowel onder het voorzitterschap van Martien Kusters als van Ferd Raaijmakers werd de subsidie soepel geregeld. Het is zelfs eens voorgekomen dat het geld was overgemaakt voordat ik het gevraagd had.

Het vaantje
De herinneringsvaantjes worden al bijna dertig jaar gemaakt door de onvolprezen Jan van de Vrande die ze ook al dertig jaar op de dag van de eerste etappe klaar heeft liggen. Jan is wel door al zijn kleuren heen.

De leidersshirts
Die worden gesponsord door de Rabobank en dat doen ze al tientallen jaren. De klassementsleider krijgt een wit shirt. En die mogen ze natuurlijk houden.

De bekers
Een vaste leverancier hebben we niet. Om de zoveel jaren komen er nieuwe modellen en ze zijn altijd even mooi. Sylvia Sijbers zoekt ze uit.

De prijzen
Die kochten we vroeger met flinke korting bij Wim Welten. Nu gaan we naar de landelijke ketens. Ieder kind gaat met een prijs naar huis. Prijzen worden ook al jaren geschonken door de Regiobank. Antoon van den Eijnden en zijn zonen dragen de Toer dur Lierup een warm hart toe.

De speaker
Dat is meestal Rien van Horik. De laatste jaren was er soms een vervanger: Mark Sanders, René Manders, Frans Sijbers, Boyke Joosten. Zonder speaker geen Toer dur Lierup, dat is duidelijk.

De jury
Vraag Henk en Bernadette van Seggelen maar. Op die twee doen we al jaren een beroep. En nooit tevergeefs. Maar er zijn er meer (geweest): Ad van Grootel, Tijn Swinkels, Rien Welten, Patrick van Seggelen, Hubert Emans, Leo van Berlo, Johan van de Hoogenhoff, Dennis Joppe, Boyke Joosten, Twan Meeuws en zijn twee zoons Youri en Martijn, Dyonne Dekkers, Marloes Manders, Lana Verberne, Marius Verberne, René Manders, Frans, Koen en Bart Sijbers en vele anderen.

De inschrijving en verzorging
Sylvia Sijbers regelt haar zaakjes netjes en kreeg (en krijgt) hulp van Marij van den Elsen, Doretti van Horik, Loes Dekkers, Marloes Manders, Dyonne Dekkers, Lana Verberne, Maartje van den Elsen en vele anderen.

De jurybus
Begonnen werd met een platte wagen, waarop ook wel eens plaatsgemaakt moest worden voor een playbackoptreden. De bus van MAC Lierop was een flinke verbetering. Daarna volgde de oplegger van Van Kessel Olie uit Milheeze. Tegenwoordig heeft TSC Solo een eigen jurybus.

De voorrijwagen
Dat was er meestal eentje van Verstappen. Eerst met Rien achter het stuur en daarna met zoon Bas. De laatste jaren willen ook Ad en Ton de Groot wel eens het stuur overnemen.

Het start- en finishdoek
Die gingen we in de beginjaren gewoon ophalen en terugbrengen bij de Rabobank aan de Somerenseweg. Tijdsduur vijf minuten. Toen de bank verdween, kwam de Rabobank in Someren in beeld. Het ophalen van zo’n doek gaat nu zo: aanmelden bij de bank, half uur wachten op iemand, met die iemand ga je in een hokje en praat je een half uur over waar het doek voor gebruikt wordt, dan praat die iemand via de telefoon met iemand op het hoofdkantoor in Utrecht, die leg ik ook een half uur lang uit wat de bedoeling is. Twee dagen later kan ik het doek ophalen. Vorig jaar heb ik twee start- en finishdoeken opgehaald. Een doek heb ik, zonder iets te melden, op de toonbank bij de receptioniste gelegd. Het tweede doek ben ik kwijtgeraakt …

De EHBO
De EHBO’er van dienst is meestal Bas Kievit. Bas heeft vele Lieropse jongens en meisjes behangen met doek en pleisters. Erge ongelukken zijn er in die 25 jaar niet gebeurd. Een kapotte knie of arm, daar bleef het bij. Ik kan me niet herinneren dat er iemand iets gebroken heeft. Behalve dan Hans van Brussel toen die lantaarnpaal in een volle spurt ineens voor hem opdoemde.

De stratenloop
Een vast onderdeel van de Toer dur Lierup, die meestal geregeld wordt door dokter Ferd Raaijmakers. Ferd spoort anderen aan om mee te doen. Soms lopen er leden van atletiekvereniging ’t Jasper Sport mee en die winnen dan ook. Een bos bloemen krijgen ze. De beker is voor de eerste Lieroppenaar. Een paar keer is er een skeelerwedstrijd gehouden. Skeelers zijn inmiddels verdwenen uit het straatbeeld en daarmee ook de wedstrijd.

De ijscowagen
Het ijs kwam in den beginne van Henny Vaes (of is het Saes). Weer of geen weer, tijdens een avond krijgen de deelnemers een ijsje.

Chips.
Het was Mien Hendrikx die met het idee kwam om chips te schenken. SPAR Verhoeven doet nu hetzelfde.

Springkussen
Op de laatste dag staat er een springkussen. Die was in de eerste jaren van Heesbeen. De laatste jaren zorgt Wim Jacobs voor het springkussen en de suikerspin. Sponsor sinds jaar en dag is Johan Loomans. “Hoi Johan, zou je ook dit jaar voor de Toer dur … Ja, is goed, regel maar met Wim’’.

MAC Lierop
Iedere woensdag (derde etappe) komt er iemand van MAC Lierop vertellen over de eerstvolgende cross (GrandPrix). In de eerste jaren waren dat Wim Smits en Albert Hurkmans. Nu komen Stefan Adriaans of Ton de Groot. De motorcoureurs geven een demonstratie weg en daar zit het publiek duidelijk op te wachten.

Buitenlust.
De jeugdrenners van RTC Buitenlust presenteren zich – vooral met de Lieropse en Somerense licentiehouders – voor het publiek. Als ze daarna een wedstrijdje houden, zie je wel dat echte wielrenners veel harder rijden.

De loterij.

Er worden ieder jaar loten verkocht met als prijs een kinderfiets. Het beste jaar was het jaar dat de winnaar zich niet meldde. Dan heb je meteen een smak geld binnen. De man, die steeds de meeste loten kocht, heeft de fiets drie keer gewonnen: de betreurde Erik (Driek) Aarts.

De hapjes
De familie Bekx woonde op de hoek Bruiseldonk-Luitenakker en dat kwam goed uit. Gaby Bekx heeft een frietpan en daar kunnen snacks in gebakken worden. Dat heeft ze ook vaak gedaan op de slotavond van de Toer dur Lierup. De laatste jaren komen de snacks uit de grote frietpan van ’t Jagershuis.

Tafels en stoelen
Die kwamen jarenlang uit het gildenhuis op schietterrein De Roovere en daarna uit de kantine van SV Lierop. Tegenwoordig huren we die netjes bij TopParty van Inie en Erik Hesius.

De ereronde
Louis van Seggelen komt geregeld met zijn fraaie auto op de laatste dag van de Toer dur Lierup naar Lierop. De winnaars mogen dan mee voor een ereronde langs het publiek.

De mensen die nooit naar huis gaan…
Op de laatste avond van de Toer dur Lierop wordt alles nog eens geëvalueerd en gladgestreken daar waar het ergens fout is gelopen. Het zijn in de afgelopen vijftig jaar wel steeds dezelfde families die blijven hangen. Het begon met de vaders, daarna de zonen en nu de kleinzonen. Het is duidelijk geen vrouwenkransje.

De werkers
De werkers zijn de belangrijkste mensen bij de organisatie van de Toer dur Lierup. In de beginjaren was het vooral de familie Van Horik die de handen uit de mouwen stak. Met Martien voorop. Wim van Bussel liep zich uit de naad voor de TDL. Op Mies Sijbers kon je altijd rekenen. René van den Elsen fungeerde vaak als chauffeur. Bij het opbouwen zagen we en zien we Marcel Versteegden, René Manders, Frans en Sylvia Sijbers, Marius Verberne en Twan Meeuws en hun kinderen.

Hun kinderen
Het zijn ook hun kinderen die mij het gevoel geven dat de Toer dur Lierup, in welke vorm dan ook, zal blijven bestaan.

Lierop is een wielerdorp
Dat hebben we duidelijk te danken aan de Toer dur Lierup. Er is geen enkel dorp in onze regio die zoveel wielrenners heeft voortgebracht. En sommigen met veel succes.

De Dr. Pepperrace, de Footsrace, de Meeusrace, de vele cyclocrosswedstrijden en Koepelrondes van Lierop; die waren er allemaal niet geweest als die paar snotneuzen vijftig jaar geleden niet op hun krakkemikkige fietskes waren gestapt om rondjes langs Januske van Eijk te gaan rijden. Wij hebben er nu allemaal nog veel plezier van’.