Van Harrie van Horik kregen we onderstaand verslag…

“In de zomer van 1969 fietsten zes jongens; buurjongen Gerard ‘Gitje’ Geutjens (14 of 15 jaar), overbuurjongens Harrie (11) en Aad (bijna 9) van Bussel, onze Rien (13), ikke (12) en onzen Bart (10) vanuit Lierop naar het Belgische Zichem voor een fietstocht over 100 kilometer. En weer terug. Weer 100 kilometer. Op één dag! Op gewone fietsen met terugtraprem en zonder versnellingen. Aad ook nog eens op een kinderfietske. Niemand die ons tegenhield.

De tocht was naar aanleiding van de populaire Vlaamse tv-serie ‘Wij, Heren van Zichem’, die toentertijd ook op de NTS uitgezonden werd. Wij dachten kennelijk de Witte daar in het echt te ontmoeten.

In ’69 was er geen sprake van mobiele telefoontjes, GPS, snelheidsmeters, energierepen en koelboxen, maar van een zakje met boterhammen met pindakaas, een thermosfles met lauwe thee, een appel, een zak snoep en misschien ook nog wel een Marsreep. Het is zo lang geleden dat niemand zich dat kan herinneren. Onze ouders vonden het kennelijk goed dat we heel vroeg in de ochtend naar d’n Bels fietsten. Wisten die veel.

Afgelopen zaterdag 14 augustus deed een groepje Lieroppenaren en enkele ‘vreemden’ deze tocht nog eens dunnetjes over. Dunnetjes want nu werd er twee dagen voor uitgetrokken. Een dag heen en een dag terug. Deze fietstocht was een presentje van oud-dorpsgenoot Ferd Raaymakers voor pastor Jan Zwirs, voor zijn tachtigste verjaardag. Ferd dacht de zes mennekes van 1969 een plezier te doen met het organiseren van zo’n tocht. Het klopt dat we er vijftig jaar over gesproken hebben, maar dat was steeds na een paar flessen bier na de slotetappe van de Toer dur Lierup. Daarna hoorde je ons er een jaar niet meer over praten.

Over een plan praten is heel iets anders dan dat plan ook uitvoeren. De zes waren dan ook niet allemaal enthousiast toen Ferd zijn plannen aan ons toevertrouwde. Onze Rien en onzen Bart besloten niet mee te gaan, Aad was op vakantie, Harrie ging mee als ik mee ging, Gerard twijfelde tot op de laatste dag en ik had geen fiets om mee te doen. Ik rij al jaren op een elektrische fiets en die komt niet verder dan Hamont en dat is nog lang geen Zichem.

We besluiten om op gewone fietsen te gaan. Net zoals 52 jaar geleden. Harrie kreeg de antieke doktersfiets van Ferd onder zijn kont, ik leende de fiets van onze Rien – die nog een bijna onaangeroerde gewone fiets had staan – en Gerard deed mee met de fiets die maar zelden verder kwam dan de kantine van de voetbalclub. Toen ik hoorde dat Jan van Lieshout meefietste met een gewone fiets, besloot ik ook mee te gaan. Jan fietst namelijk nog geen honderd kilometer per jaar. Mijn verwachting is dat ik die wel bij kan houden. Ferd verzekerde ons dat we op ons gemak naar Zichem fietsen met zo’n 15 kilometer per uur. We gaan mee!

Op zaterdagochtend 7.00 uur sta ik gepakt en gezakt met onze Rien z’n fiets (met veel te veel versnellingen) op het kerkplein. Klaar voor het vertrek. Ik krijg moed als ik Cor Raaijmakers zie verschijnen. Als die meefietst dan zal het mij ook wel lukken. Helaas komt Cor ons alleen maar uitzwaaien. Iedereen heeft er zin in. Gitje zit op een bankje rustig zijn sigaretje te roken. Je ziet de doorgewinterde fietsers naar hem kijken. Moet die met ons mee? Ja dus.

Jan Bekx en Ferd bepalen de route, maar tijdens de hele rit blijkt dat ze niet dezelfde route hebben uitgestippeld. We gaan vanaf het kerkplein naar de Strabrechtse Heide, die mooi in bloei staat. Ik had Gitje beloofd dat ik bij hem in de buurt zou blijven. Als we de Strabrechtse Heide uit zijn, vraag ik aan de anderen hoe het met Gitje achterin het peloton gaat. De ene zegt hem niet meer gezien te hebben, de andere dat hij niet meegegaan is, weer een andere weet niet eens wie Gitje is. Gitje zit niet meer in de groep. Onze grote leider Ferd belt Gitje op en die blijkt in Sterksel te fietsen. Hij had al op het kerkplein besloten om een andere weg te kiezen. Typisch Gitje. We fietsen verder richting Heeze, Leende, Achelse Kluis. Daar nemen we contact op met Gitje. Die meldt dat hij op weg is naar huis. Zijn stiek was in Maarheeze gesprongen en met een tas op het stuur is het moeilijk naar Zichem fietsen. Ik kijk naar de bepakking van Jan van Lieshout. Zijn voetbaltas zit ook met een stiek op zijn pakkendrager gefrot. Met een los flesje water, die de rest van de dag regelmatig op de grond stuitert. We zijn amper in Bels en daar begint de ellende al.

Via Achelse Kluis rijden we via knooppunten naar Achel, Lutlommel, Olmen, Tessenderlo naar Averbode. Niets herinnert Harrie en ik aan vroeger want toen reden we over autowegen naar Zichem. We rijden langs de dorpjes af en daarom zien we nauwelijks terrassen om aan te leggen. En die we wel zien, zijn gesloten. Vlaanderen lijkt uitgestorven.

De kilometers, de straffe wind van voren, de hitte en de beklimmingen van diverse viaducten eisen zijn tol. Ik zit regelmatig stikkapot en beland een keer of tien in een ‘chasse patate’. Vooral op de jaagpaden langs de kanalen. Hoe hard Jan van Lieshout en ik ook trappen, we komen geen meter dichter bij de groep. Gelukkig wachten ze regelmatig op ons. Ik kijk mijn ogen uit als ik onze pastoor (80!) vrolijk peddelend en rondkijkend de tocht zie volbrengen. En wat te denken van Els de Vries. Die begint op het kerkplein te kwebbelen en houdt een dag later bij onze thuiskomst pas op met praten. Harrie van Bussel rijdt zonder enige moeite op Ferd’s fiets de bulten op. Geen centje pijn. Alleen zadelpijn. Dat geldt voor meerderen van onze groep. Ook mijn kont doet zeer. Ik heb niet eens meer een kont.

Na Averbode bezoeken we het huis van de schrijver van ‘De Witte van Zichem’. Daar sluiten ook Cor en Thijs Raaijmakers zich bij ons aan na een autorit vanuit Lierop. Na een rondleiding van Sofie (met mondkapje op) besluiten we enkele pinten te gaan drinken in het café van Jan de Smed. In 1969 hadden wij daar limonade gedronken. Het café bestaat echter niet meer. Daar zit nu café Heren van Zichem. Daar zien ze ons graag komen. Na enkele speciaal biertjes van het merk ‘Wij Heren van Zichem’ en andere dranken gaan we naar onthaalcentrum De Pelgrim in Scherpenheuvel waar we de nacht zullen doorbrengen. Ik zie op mijn teller 101 kilometer staan. Ik deel de kamer met Harrie van Bussel en deel ook zijn mening dat het bijna onmogelijk is geweest dat we toen in 1969 ook nog eens 100 kilometer terug naar Lierop zijn gefietst. Met hullie Aad op een kinderfietsje.

De avond wordt voortgezet in restaurant De Heerlyckheid in Scherpenheuvel, waar Cor en Thijs Raaijmakers ons opwachten. We moeten snel eten want de keuken gaat dicht. Bestel daar nooit steppegras, want het duurt een half uur voordat je het vlees gevonden hebt. De nazit is ergens op een van de vele terrassen. Opvallend is dat de terrassen bijna allemaal leeg zijn. Na een stuk of acht speciaal bieren van het merk Averbode (8%) en een heleboel gezelligheid gaan we te bed. De opmerkingen van Jan Bekx (35 keer de Kennedymars gelopen) en Harrie van Bussel (19 keer de Kennedymars gelopen) dat deze fietstocht veel zwaarder was dan het volbrengen van de Kennedymars doet mij goed. Ik voel me een held.

Harrie en ik zijn op zondagochtend vroeg wakker. We besluiten ergens koffie te gaan drinken. Het is een mirakel. Gisteravond waren de terrassen leeg, nu om 8.00 uur zijn ze vol. Scherpenheuvel is een bedevaartsoord en vandaag is het feest van Maria Tenhemelopneming. Het is er nog gezellig ook. Lang kunnen we niet blijven want we moeten ontbijten en wachten op Aad van Bussel, die vanmorgen heel vroeg vanuit Lierop naar Scherpenheuvel is gefietst. In drie uur tijd is Aad op de plaats van bestemming. Op de racefiets, dat wel. Aad rijdt met ons terug en met zo’n gemak dat hij onderweg ook nog enkele Westmalles achterover kan kieperen. Aad belooft mij dat we de kortste weg naar huis nemen. Na twee tussenstops op een terras gaan we richting Achelse Kluis. De laatste kilometers zijn het zwaarst. Ik zie af als een beest.

Gelukkig is daar Fred van de Wittenboer die mij door de moeilijke momenten heen loodst. Als ik het bord van Lierop zie, besluit ik als laatste man van het peloton te demarreren. Ik win met gemak de eindsprint. Het is mijn slimste overwinning ooit.

Na een tocht van 98 kilometer (bedankt Aad) belanden we op het terras van Nellie en Wim. Daar krijgen we een heerlijk driegangenmenu voorgeschoteld (Wim, wat is dit voor vlees? Dat weet ik niet. Ik denk varkenshaasje) en praten we nog wat na.

Ik denk dat ik morgen bij dokter Sigrid mijn kont laat zien. En dan hoop ik dat ze zegt dat ik nooit meer op een gewone fiets naar Zichem en weer terug mag fietsen. Ik heb ooit een foto gezien met Harrie van Bussel met moeder Mien op een elektrische duofiets. Als we nog ooit naar Zichem fietsen, dan is het op zo’n fiets en dan mag Harrie trappen.

Overigens Harrie berichtte zondagavond nog het volgende: Ik kwam thuis en Helmy zei “Har kom maar eens lekker bij me zitten en vertel eens hoe het is geweest.” Harrie zei: ”Ik wil je alles vertellen schatje maar als je het niet erg vindt blijf ik liever staan”.

Zie eventueel de foto’s van diverse fotografen in onze slapgalerij.